28.4.11

Teeth of wisdom

Gistermiddag zijn mijn laatste twee verstandskiezen getrokken. Dat daarmee ook werkelijk een deel van je verstand verloren gaat is volgens mij wel een beetje waar, dat bewijst mijn verhaal van vandaag. De assistente van de kaakchirurg had mij al gewaarschuwd niet in de volle zon te gaan zitten met mijn hoofd en nek, want dan worden de wonden toch iets te warm en kan het gaan broeien en zwellen. Ik ben wel heel braaf uit de zon gebleven, maar 's nachts in bed en 's ochtends met de zon vol op je raam wordt het alsnog warm natuurlijk. Ik werd dus ook wakker met een enrome rechterhelft van mijn hoofd. O nee! En ik moest om 12 uur al in Hilversum zijn. Snel check ik de vriezer op ijsklontjes, maar de penisvormige ijsklontjesmaker, die van Lizette is overigens, was niet gevuld. Wel lag er een flesje water in dat nog niet helemaal bevroren was. Prima, handdoekje erom en koelen maar.
Tegen de tijd dat ik echt weg moest zag mijn gezicht er nog steeds uit alsof ik een tennisbal in mijn mond had, dus nam ik het nog koele flesje mee. Toen ik klaar was met mijn afspraak in Hilversum moest ik nog wat tijd doden tot mijn rijles begon. Shoppen is altijd een goede tijddoder, dus niet veel later stond ik in een pashokje in bikini. Ik had nog een pijnstiller bij me (Naproxen) en die besloot ik in te nemen met een slokje water. Ik stopte de pil in mijn mond, draaide het flesje open, rook te laat de vreemde geur en nam een flinke slok wodka. Gatvergatvergatver! Uitspugen was geen optie, ik stond immers in zo'n pashokje van de H&M waar de deur een halve meter boven de grond ophoudt. Bovendien lagen mijn jas en tas al op de grond. Doorslikken dus! Daarbij komt nog dat Naproxen uitdrukkelijk niet gecombineerd mag worden met alcohol, in verband met maagklachten.
Hoe had ik dit kunnen voorkomen:
1. Ik had me kunnen bedenken dat de meeste flesjes water in een vriezer toch echt wel bevriezen.
2. Goed, het flesje had er natuurlijk pas net in kunnen liggen. Maar ík had hem er niet ingelegd en Lizette was al een paar dagen niet meer thuis geweest.
3. Ik had van te voren kunnen checken of het wel water was.
4. Ik had een reden kunnen bedenken waarom iemand een flesje water in de koelkast zou leggen, en daaruit tot punt 3. kunnen redeneren.
5. Ik had de pijnstiller thuis al kunnen slikken.
6. Ik kon ook best de pijnstiller helemaal niet slikken, want pijn doet mijn mond niet echt.

Laat dit een les zijn voor iedereen die ooit een flesje doorzichtige vloeistof in de koelkast/vriezer ziet liggen, en voor iedereen wiens verstand er uitgetrokken gaat worden.

13.4.11

In de trein

in de trein naar Hilversum

Het schijnt dat mensen - wij dus - het geheugen pas vanaf ons vierde jaar ontwikkelen. Of in elk geval hebben we pas echt herinneringen vanaf vier jaar oud. Ik vind dat gek: als we vier zijn kunnen we al een heleboel. We kunnen lopen, praten, we weten al hoe een aantal dingen werkt. Je zou zeggen dat we dat geleerd hebben. Volgens Socrates is leren niets anders dan herinneren. De kennis hebben we al - die heeft onze ziel al opgedaan in een vorig leven. Het moet alleen weer naar boven worden gebracht. Dus blijkbaar hebben we heus wel herinneringen vóór ons vierde levensjaar, anders zouden we telkens opnieuw moeten leren lopen. Maar hoe we al die dingen geleerd hebben vergeten we blijkbaar weer.
Best jammer. Het lijkt me fascinerend om in mijn eigen hoofd te kunnen kruipen toen ik mijn eerste stapjes zette. Een paar hele vage herinneringen van voordat ik vier jaar werd heb ik wel. Ik kan me nog een heel klein beetje het oude huis in Amsterdam voor de geest halen. Er waren 's avonds vaak twee spoken op het balkon waar ik bang voor was. Maar ik wil me nog vroegere dingen kunnen herinneren. Hoe was het in de buik van mijn moeder bijvoorbeeld? Ik kon niet niets zien, wel horen. Althans: de muziek van de Red Hot Chili Peppers die mijn moeder altijd draaide toen ze zwanger was van mij is ook altijd vertrouwd geweest. Had ik toen al enig besef? Ik kan me dat haast niet voorstellen. Geen besef van mezelf, geen besef van andere mensen. Daar houdt je je sowieso pas op latere leeftijd mee bezig. Toen ik al iets ouder was dan een baby maar nog steeds kind, zag ik "de mensheid" als één groot geheel dat slecht en zelfzuchtig was. De meeste mensen die ik persoonlijk kende behoorden daar niet toe, overigens. Voor mij was de mens slecht, aangezien de dieren en de natuur alles voor mij waren en de mens maakte dat onnodig kapot. Dus protesteerde ik tegen het snoeien van de groenstrook achter het huis en redde ik wespen uit het zwembad.
Later, in het begin van de puberteit, krijgen "andere mensen" weer een andere betekenins. Ze zijn een groep waar je bij moet horen en die tegelijkertijd je spiegel is. Ineens ben je geen dierenvriend en held van je eigen fantasievolle leven meer, amar een onzeker en kwetsbaar persoon. Of zelfs een nutteloze mislukkeling. Toch wil je je koste wat het kost onderscheiden en ook afscheiden. Zelf iemand worden onder al die anderen is belangrijk, en dat lukt maar niet. Wanneer komt de rust, je plek? In het vroeg-volwassen leven is dat allemaal ook niet zomaar. Hoewel het onderscheiden van en voor anderen niet meer het belangrijkste is. Je doet dat wat je doet steeds meer voor jezelf, in jezelf.
Ik wil natuurlijk niet zeggen dat dit voor iedereen precies zo geldt. Iedereen zal dit anders door- en meemaken. Maar dat is vanzelfsprekend, anders zouden wij geen individuen onder nog veel meer individuen zijn.