18.9.13

Droom

Ze had een ziekte die ze zelf de Sprookjes-ziekte noemde. Een klein, mager meisje. Bijna doorzichtig zo licht en ogen als donkere poelen. Schichtig, dromerig, maar bang. In haar hoofd kon ze alles voor zichzelf waarmaken, ze kon van vorm veranderen en zelfs van realiteit. Maar die ziekte ging ook vaak met haar bewustzijn aan de haal en dat kon heel beklemmend zijn.

Alles vertelde ze me over haar ziekte en ervaringen (die meestal toch naar waren) en ze beantwoorde al mijn vragen. Op het laatst liet ze me haar adem inademen, waar een stofje in zat die haar ziekte veroorzaakte en zo kon ik het zelf heel kort ervaren. Vanaf dat moment veranderde alles en betrad ik haar wereld.

Toen er mensen van de geheime dienst haar benaderden en haar beschuldigden van het achterhouden van haar "krachten" werd ze bang. De agenten werden agressief tegen haar toen ze niet wilde meewerken. Er brak iets in haar, ze tuimelde te ver door in een tussenwereld en verloor alle controle. Realiteit en illusie was niet meer te onderscheiden, de situaties konden ieder moment omslaan in het tegenovergestelde, de dreiging werd onontkoombaar. Achtervolgingen van schaduwen in lege panden langs trappen. Bungelende touwen uit een zwarte hemel en dan weer witte wolken.

De weg terug naar de werkelijkheid was ze verloren, waren we verloren. Een ruisend niets omhulde nog maar het zicht op de wereld. Alleen nog maar dieper naar binnen konden we rennen.
Ze pleegde mentaal zelfmoord door naar een witte en stille wereld te verdwijnen die zo ver van de echte wereld vandaan lag dat terugkeren niet meer mogelijk was, noch was nadenken. Coma.

Ik las het boek uit en moest huilen.