29.11.13

Zeven minuten na middernacht

Wat je moet doen is de waarheid spreken, zei het monster.
‘Is dat alles?
Denk je dat dat makkelijk is?

Toen ik het boek, Zeven minuten na middernacht van Patrick Ness | Siobhan Dowd, voor het eerst zag, dacht ik dat het slechts, of toch vooral, een kinderboek was. Toen ik de pagina’s voorbij liet flitsen zag ik als eerste de duistere maar prachtige illustraties, die mij in ieder geval nieuwsgierig maakten naar dit kinderverhaal; blijkbaar een donkere wereld, zonder kleur en vol schaduwen.
Ik begon met lezen en, inderdaad, het leek een kinderverhaal. Maar direct bleek ook dat dit een kinderverhaal dat voor volwassenen ook niet verkeerd zou zijn om te lezen. Het was op z’n minst verwonderend hoe goed het de gedachtegang en belevenis van een kind verwoordde. Of nou ja, dat van een dertienjarige. Op dat moment voel je je eigenlijk niet echt een kind meer, en zeker de hoofdpersoon Conor niet. Dat kan hij zich niet veroorloven, en het wordt van hem ook niet verwacht nog een kind te zijn.
Het boek leest razendsnel, de illustraties zijn zeker een toevoeging aan het verhaal. De duisternis van Conor’s wereld wordt er zeer goed in verbeeld en maakt van het boek een eigen wereldje. Een ontroerend wereldje, waarvan de les er één is die de meeste volwassenen nog moeten leren.

20.11.13

empyros

ik probeer je aan te kijken
ik laat je nooit alleen
alleen
om de andere kant van de wereld te zien

empyros
kan ik ook
alleen
even gaan kijken

en dan kom ik weer terug

11.11.13

Weet je dan niet

Met een zwak grieperig gevoel ga ik naar bed, de volgende ochtend sta ik weer op. Ik maak me klaar voor de dag, loop de trap af, door de deur, naar buiten. Lopend ga ik op weg naar de markt waar ik iemand zal ontmoeten. De mensen zijn afgeleid deze ochtend, ik krijg geen begroetingen terug en niemand maakt oogcontact. Maar ook ik heb een doel, waar ik mij heen haast.
Op de markt is het druk, mensen krioelen om mij heen. Slechts één man die mij ziet, hij kijkt me recht aan en noemt me bij mijn naam. Ik knik terug en glimlach. Vervolg mijn weg. Daar is de persoon naar wie ik op zoek ben. Ik loop recht op haar af tussen de mensen door en begroet haar.

In het busje zitten een hoop mensen, er is nog één plekje vrij voor mij. Deze mensen kijken me wel aan, praten met elkaar. Ook met mij. Ik vertel over de mensen op straat en de markt, waarop de ander me iets vertelt waar alles door verandert: 'Maar weet je dan niet dat je dood bent?'.

Achter deze muur bevindt zich het oneindige, en ik ben dood. Ik loop rond, ik zie alles, ik praat met andere doden, zelden met een levende. Alles is opeens rustig, er is geen haast en geen nood. Achter deze muur van deze vierkante, raamloze kamer bevindt zich iets oneindigs dat geen levende ziel ooit heeft gezien. Ik buig mijn hoofd naar de muur en steek hem erdoor. Bijna verlies ik mijn evenwicht - wat je als dode niet echt meer nodig hebt, maar ik ben nog aan het gevoel gewend - als ik door de muur heen kom en ik kijk recht in het niets, of juist het alles. Zwart met lichten en in de verte een rode gloed.

Ik kan nu overal heen, geen obstakel houdt mij tegen. Ik kan zijn waar ik wil, ik hoef niets meer. Ik zal de wereld zien en constant bij mijn geliefde zijn, ik zal hem niet verlaten. Ik zal nooit meer hoeven eten, ik kan niets meer aanraken. Ik kan mij alleen verplaatsen en kijken. Ik zal meegaan en blijven.