6.7.11

Deel III

Het was een koude dag geweest voor deze tijd van het jaar, en ook een lange dag. Mijn jas gooide ik op de bank en mijn tas ergens in de buurt van de eettafel. Ik liep gelijk door naar het koffiezetapparaat. Terwijl het ding stond op te warmen en daarbij het gebruikelijke lawaai produceerde veegde ik wat kruimels van het aanrecht in mijn hand. Daarna waste ik mijn hander onder de kraan. Ondanks de herrie van het lopende water het het rammelende koffiezetapparaat hoorde ik de knal duidelijk. Het was heel dichtbij, en ik keek verschrokken op. Erg ongerust was ik niet, je hoorde immers wel vaker knallen buiten, niet alleen met Oud en Nieuw. Misschien een uitlaat van een auto, een kind met een oud rotje, iets dat hard viel. Ik droogde mijn handen en pakte het kopje koffie onder het apparaat vandaan. Ik liep terug naar de woonkamer om mijn jas op te hangen, tot ik iets vreemds zag op straat, recht tegenover mijn huis. Een kat schoot onder een geparkeerde auto vandaan, weg van een groot, donker silhouet dat op straat lag. De jas die de man aanhad herkende ik als die van mijn overbuurman. De man zelf kende ik veel minder goed, ik had hem ooit een keer gesproken.
De schrik sloeg een paar seconden later pas toe, het kopje koffie zette ik op de zachte kussens van de bank neer, dat omviel en een donkere vlek maakte in de bekleding. Ik liep met grote, trillende stappen naar de telefoon en draaide onmiddelijk het alarmnummer. Niet veel later klonken sirenes in de straat, ik wist niet zeker of ik naar buiten moest komen of niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten