Posts tonen met het label School. Alle posts tonen
Posts tonen met het label School. Alle posts tonen

2.2.15

He answers with an evasive glance

- Please talk to me. I took the first step already anyway. Shame’s upon me. Please say something, I can’t stand this silence.
- So you think this is about pride or honor or something?
[She freezes.]
- It’s not… You don’t understand this at all, do you? Nothing was right from the start. We could’ve seen this coming; we should have been alarmed long ago. What are you staring at? I’m talking now, that’s exactly what you wanted, right? Are you scared? Don't tell me you're scared.
- No.
[It was only a whisper.]
- Well don’t freak out on me then, kid. Everything’s not lost; maybe I can still fix this.
- You can? Won’t you need me?
[He answers her question with an evasive glance and remains silent. She knows enough.]

1.2.15

It's harder to stand up straight

- The emptiness, it's so dense. The light within is so dark. I keep mixing them up in my head. It feels like nothing I've ever experienced before. Yet I know it all, I even think I can foretell.
[A deep sigh escapes.]
- You should give yourself a break, rest. You don't have to worry now.
[He drops to his knees but keeps looking to the floor for a few more seconds.]
- It’s all about one thing, you know. Always about that one, same thing. But it’s everything.
[He stops talking and looks tormented. It takes a while until he starts speaking again, although his eyes are still looking the other way.]
- I’m sorry, I’m rattling. It’s been hard to think clearly in this vortex of events.
- Don’t worry man, I told you. You’re not alone in this, remember?
- I have never felt loneliness pressing so heavily on my chest, pal. I know you‘re there, but it also got you under its full weight. I’m sorry.
[ The man looks up, searches for eye contact.]
- I don’t believe you. It was you who dove right into this shit, pulling me with you. This is not the time or place to opt out, man. Hey, look at me.
[As he looks at him, the man can’t get another word out of his mouth. He grins. They just stare for few moments.]
- It’s harder to stand up straight than to lie down, isn’t it.
- It sure is.

26.9.14

Traktatus

Mijn voeten trillen en tikken
tegen het ritme in of op de maat
Door het gat in mijn buik heen
trilt de lucht mee

De grijze massa en flikkerende lichten
behelst door een meetrillende schedel
blijft verder onaangetast
Roerloos

5.5.14

Traktatus

5. Beelden van licht.
Van lichtvallen.

5.01 Licht dat in stukken valt, op stukken valt.

5.02 Licht dat uit een bepaalde hoek valt, op vreemde hoeken valt.

5.021 Het stuit op de oneffenheid van de stukken.

5.022 Licht belicht de stukken, stelt ze in het licht.

5.1 Licht gedraagt zich.

5.11 Net als mensen in gezelschap anders dan alleen.

5.2 Stukken liggen.

5.21 In het licht of in de duisternis.

5.22 Soms los (laten zich omrollen), soms versteend.

29.4.14

Traktatus

3. Zij is niet alleen maar logisch.

4. Wij maken ons beelden van de stukken.

4.1 Beelden in ons hoofd.

4.11 Dit is alles wat wij weten.

4.12 Alleen van datgene in ons hoofd zijn wij zeker.

4.121 Zeker voor zover we zeker kunnen zijn. De dingen (stukken, wereld, beelden) veranderen en dan zijn we niet meer zo zeker. Zelfs als we gelijk hebben kunnen we opeens heel onzeker worden (of andersom).

4.13 Dan is dat in ons hoofd echter dan de rest.

4.131 De stukken in ons hoofd, die eerst beelden waren van stukken, worden meer werkelijk dan de wereld.

25.4.14

Traktatus

2. De wereld valt uiteen.

2.01 In halve stukken.

2.02 Stukken kunnen waarheden zijn.

2.03 Stukken zijn incompleet, al kunnen ze voorkomen als een geheel.

2.1 Alles bestaat uit stukken.

2.11 Alles lijkt bij elkaar te horen.

2.12 Of dat zo is lijkt aannemelijk, maar ook onmogelijk.

Traktatus

1. Ik ben, dat wat het geval is...

1.1 Dat wat het geval is, kan veranderlijk zijn.

1.11 Dat wat het geval is kan men ook wel de stand van zaken noemen. Hierin weerklinkt die veranderlijkheid beter.

1.12 Dat de stand v. zaken veranderlijk is, is een aanname. Het tegengestelde kan indien dat wenselijk blijkt te zijn later nog besproken worden.

1.13 Hoe vaak de stand v. zaken verandert is onbekend.

15.4.14

Sophie Teunissen

Me verwonderen over mezelf, blijven verrassen, buiten mezelf treden, groeien en ontdekken. Doet me denken aan de economie. Vooruitgang is groei, meer meer meer.
Zo is het niet op de kunstacademie, hoop ik. Groei is in ieder geval geen stijgende lijn, maar een constante beweging die alle kanten op kan gaan, zolang hij maar niet stilstaat.
Ik besefte me ineens, tijdens het lezen van Nietzsche’s ‘Poging tot zelfkritiek’hoe ernstig ik (de) filosofie nodig heb, om te leven. Meer om mijn leven betekenis te geven. Om bij de fenomenen te zijn.
Dat ik misschien filosofie moet zien als een meta-begrijpen, de beeldende kunst als verdieping op een aspect, een detail. Een detail dat het grotere geheel nooit laat zien, maar wel aanleiding kan zijn om dat meer te onderzoeken. En een detail dat schoonheid kan tonen, niet noodzakelijk maar optioneel. De verbinding tussen het geheel en de details probeer ik te vinden. Niet ratio-intuïtie, ook wel, maar meer begrijpen en voelen. Zodat taal niet meer aan de kant van de rede staat, maar (ook) aan de ‘andere kant’.
Ik kan enorme tegenstellingen bevatten, mezelf tegenspreken, zonder onecht te zijn. Ook dit is een gedachte die ik uit Nietzsche’s ‘Geboorte van de Tragedie’heb gefilterd. Maar niet alleen daaruit, ook uit de boeken van Dostojevksi, in het bijzonder het boek dat ik nu lees, getiteld ‘Aantekeningen uit het Ondergrondse’. Tegenstellingen houden de beweging in stand, en beweging is leven.
Tussen de regels doorlezen vind ik een prachtige uitspraak, ik bewonder de mensen die dat kunnen.
Iemand zei ooit tegen me: ‘Those who don’t know how to live, want to live most of all’.
Ik zeg altijd: ‘Also this will pass’.

20.3.14

Wit

ik houd mijn hoofd vast in mijn handen
waar het allemaal in ligt - nu in mijn handen
een leegte gevuld met wit, kolkend stomend ijzig
verblinding o zo licht

zo licht dat het me meevoert
als helium vervlieg ik

de eigen onbelangrijkheid van onszelf
als we verdwalen in die melkachtige mist
die ons doet denken aan de overgave van niet-weten
en van niet-alles-zeggen halve waarheden


neem deze waarheid en halveer
dan heb je er twee
herhaal zo vaak als wenselijk is

11.3.14

Zelfportret als kunstenaar

EINDOPDRACHT VAKTHEORIE P7

Oskar Kokoschka (1886 – 1980) schilderde dit portret in 1913. Ik heb het zien hangen als onderdeel van de tentoonstelling “Mensen en beesten” in museum Boijmans van Beuningen. Dit is één van de portretten die is me is bijgebleven en waar ik een foto van heb genomen. Het bordje dat ernaast hing met daarop een beschrijving van het schilderij heb ik ook gefotografeerd, maar pas gelezen toen ik aan dit paper begon. Graag zou ik hiermee inleiden.

‘Zijn langgerekte hoofd, de groenige gelaatskleur en de gespannen houding van zijn hand geven een indruk van vervreemding. Voor Kokoschka betekent ieder zelfportret een inventarisatie. Hij zegt: “Ik stel me ermee tevreden dat ik portretten schilder omdat ik het kan en daarin mijn weg naar het menselijke zie, een spiegel die mij toont wanneer en waar en wie en wat ik ben.”’

Er wordt wel gezegd dat de beeldende kunst vanaf de Romantiek “autonoom” is geworden, het kunstwerk is een betekenis gaan dragen die in het werk zelf ligt, het dient geen religieus of politiek doel meer, maar is een op zichzelf staand iets geworden. De kunstenaar liet zijn eigen, subjectieve kijk op de wereld voor het eerst zien. Een enorme ontwikkeling die nog steeds belangrijk is binnen de kunst.
In de beschrijving van het portret van Kokoschka hierboven leid ik een nieuwe ontwikkeling af: Kokoschka meent dat hij, de kunstenaar, niet de betekenis in het schilderij legt, maar dat het portret een betekenis aan hemzelf als geportretteerde geeft. Hij noemt het portret letterlijk een spiegel waarin hij kan kijken en zo “het menselijke” kan zien. Kokoschka spreekt hier niet alleen over dit portret, maar over al zijn portretten. Die staan erom bekend dat de opdrachtgever (over het algemeen de geportretteerde persoon) meestal niet erg blij was met het eindresultaat. De mensen die Kokoschka schilderde stonden er vaak niet op hun mooist op, maar met verwrongen handen, gepijnigde blikken en met melancholische kleuren geschilderd. Het was Kokoscha dan ook niet te doen om de geportretteerden mooier te laten lijken dan werkelijk het geval was, of om ze zo natuurgetrouw mogelijk af te beelden. Hij was op zoek naar “het menselijke”, de ware aard, aura, onderbewustzijn. Dat wat echt iets kon vertellen over de persoon, niet slechts het uiterlijk vertoon.
Dit idee past goed bij de tijd waarin Kokoschka deze portretten schilderde, dezelfde tijd waarin Freud zijn droomanalyse schreef en naar buiten bracht.
Freud (1856 – 1939) is de ontdekker of bedenker van de psychoanalyse en het onderbewustzijn. Volgens Freud zitten er onbewuste driften in ieder mens, die (vaak) niet rationeel te begrijpen of te beheersen zijn. In die tijd was de gedachte dat de mens een rationeel wezen is erg populair, en dat de mens daarmee ook boven zijn emoties kon staan. Een sterk mens liet zich niet (mis)leiden door irrationele gedachten en gevoelens. Toen Freud met zijn psychoanalyse die gedachte enorm tegensprak kreeg hij dus veel kritiek, net als alle kunstenaars die met deze nieuwe filosofie werkten (zoals Kokoschka).

De psyche van de mens is enorm ingewikkeld, en wordt volgens Freud vooral gedreven door driften in het onderbewustzijn. De bekendste is waarschijnlijk de seksuele drift, wat natuurlijk al helemaal een taboe was in die tijd. Het onderbewuste is dus iets dat niet aan de oppervlakte zichtbaar is, maar kan door middel van psychoanalyse wel worden benaderd en in de meest gunstige gevallen zelfs begrepen worden. Alleen in onze dromen laat ons onderbewustzijn zich (soms) zien, hoewel niet meteen duidelijk. Dromen zijn dan weer te begrijpen door middel van droomanalyse. Niet alleen de dromen die wij ’s nachts hebben als we slapen, ook onze dagdromen, tics, versprekingen etc. kunnen tekenen van het onderbewuste vertonen. Hoe deze dingen zich in eerste instantie voordoen noemde Freud dream content, letterlijk dat wat de droom inhoudt. Het algemene beeld of idee dat je kan vormen naar aanleiding van allerlei verschillende dream content(s), door middel van analyse, ontleding en onderlinge verbanden maken, noemt hij dream works. Wat de droom dan werkelijk betekent, kan alleen worden aangetoond door middel van een nauwkeurige en intensieve analyse (en psychotherapie), dit noemt Freud dream-thoughts.
Het idee was natuurlijk dat er een zekere waarheid schuilde in het onderbewustzijn, daar ligt dan ook gelijk de waarde. Onze ware aard, wie we werkelijk zijn, is dus niet iets dat we makkelijk kunnen weten, we kunnen onszelf eigenlijk niet echt kennen. Dit was natuurlijk choquerend nieuws. Om onszelf te kunnen leren kennen moeten we graven, en we kunnen het niet alleen. Kokoschka gebruikte dus het portret om dieper door te dringen in het menselijke. Hij schilderde zowel zichzelf als anderen, maar toch hebben al die portretten iets gemeen. Als Kokoschka beweert dat zijn portretten een spiegel zijn die laten zien wat, waar of wie iemand op dat moment is, dan klinkt dat bijna alsof Kokoschka zelf een psychiater is die dat tot op zekere hoogte kan weten. Dat lijkt me echter onwaarschijnlijk. Ik denk eerder dat alle portretten die hij met deze intentie schilderde (vooral zijn vroegere portretten) een onderzoek waren naar hemzelf. Misschien dacht hij wel dat hij de mensen kon schilderen zoals ze werkelijk waren, maar uiteindelijk weet niemand hoe hij werkelijk is, laat staan een ander.


Kunst gebruiken om jezelf te leren kennen en/of te ontwikkelen is binnen mijn atelierstudie eigenlijk altijd aanwezig, zowel niet de rode draad die overal doorheen loopt. Met het woord “gebruiken” bedoel ik niet dat ik beeld/kunst/werk slechts zie als een middel waarmee ik iets hoop te bereiken waar ik vooral zelf wat aan heb. Ik zie het werk ook als doel op zich. Hoewel ik het te vroeg vind om mijn werk nu al “kunst” te noemen, heeft het werk dat je (iemand, iedereen) maakt altijd een zelfstandige betekenis. En net zoals Kokoschka zegt geeft mijn (of ieder anders) werk misschien wel meer betekenis aan mijzelf dan ik aan het werk.

Deze periode ben ik helemaal opnieuw begonnen in mijn atelier. Al het werk dat ik in het afgelopen schooljaar heb gemaakt is in een doos beland, om misschien ooit weer eens opengemaakt te worden, maar niet nu. Het verhaal en de beelden die nu in die doos zitten zijn erg persoonlijk, het was een zelfonderzoek dat op dit moment geen zin heeft. Ik wilde opnieuw beginnen en me niet laten leiden door vastgelegde ideeën en concepten, maar met beeld experimenteren, spelen en kijken wat het uit zichzelf gaat betekenen. Kan dat? Wat gebeurt er eigenlijk wanneer ik zogenaamd “gedachteloos” aan het tekenen, schrijven of fotograferen ben? Hoe werkt die overeenstemming die ik soms heb wanneer een tekening of foto voor mij interessant is, terwijl ik het zelf heb gemaakt? Ik wil meer onduidelijkheid in mijn werk, iets waardoor ik het voor mijn gevoel buiten mijn eigen bereik plaats, waardoor ik me ga afvragen of ik het wel gemaakt kan hebben. Is het dan mijn onderbewustzijn dat te werk gaat, dat een vermomde glimp van zich laat opvangen zoals in een droom?

Op dit moment hangen er allerlei verschillende dingen in mijn atelier. Beelden waarvan ik in eerste instantie dacht dat ze niets met elkaar te maken hadden. De ene keer heb ik zitten tekenen zonder echt te weten wat het moest worden. Daar zijn woorden aan toegevoegd. Niet altijd mijn eigen woorden, maar stukjes uit boeken die voor me op tafel lagen. Later dacht ik iets compleet anders te doen, met tekens en cijfers die “niets” betekenden en als het ware structuren vormen. Ook de foto’s die ik nam zagen er in eerste instantie uit alsof ze nergens voor bedoeld waren, ze zijn ontstaan uit het spelen met de flitser op de camera in een kamer. Op zoek naar het onduidelijke? Dat wilde ik graag, geen definiërende woorden, geen uitleg. Het mysterie wilde ik opzoeken, ik verwachtte avontuur. Tijdens het maken voelde ik me vaak ook weer zoals ik vroeger, voor de academie, helemaal op kon gaan in het spelen met mijn camera of potlood. Ontzettend gedreven en overtuigd van een missie maar nog onwetend over het eindresultaat. Zo was ik vaak bezig, in en rond het huis. De onderwerpen gebruikend die voor mijn neus lagen. Dat leek me wel een mooi avontuur om weer op te zoeken.





Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Het werken (zogenaamd) zonder doel en zonder gedachte was fijn, maar het voelde als valsspelen. Het voelt raar om een betekenis pas achteraf in een beeld te leggen, kan dat ook wel? Kan je dan niet zeggen wat je wil over een beeld en kan het dan alles wel zijn? Wat betekent het dan nog? En hoezo ben ik dan nog de maker?
Vooral die laatste vraag houdt me momenteel bezig. Ik denk dat beeld maken en het zelf (ik) onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Door de betekenis in het midden te laten van de beelden die ik gemaakt heb ben ik ernstig gaan nadenken over mijn eigen identiteit of betekenis. En ik heb het idee dat ik heel weinig weet, hoewel ik alles behalve gewend ben aan dat idee. Toch heb ik nog niet de drang om alles te begrijpen. Het niet weten doet ook een beetje denken aan tabula rasa, een blanco pagina, alsof ik mezelf en het beeld opnieuw kan uitvinden. Maakbaarheid.

Of dat waar is weet ik niet, waarschijnlijk niet zelfs. Kokoschka zegt het al, Freud zou het ook zeggen, ik heb het zelf gezegd. Het menselijke ligt in het onderbewustzijn, maar laat zich niet makkelijk kennen. Het menselijke is niet de ratio, wij zijn geen met rede begaafd dier. Als het menselijke begraven ligt in onze dromen, impulsen en andere spontane uitspattingen is het portret (in de breedste zin van het woord) – mits we goed kunnen kijken - misschien wel echt een spiegel die ons toont wanneer en waar en wie en wat we zijn.

20.11.13

empyros

ik probeer je aan te kijken
ik laat je nooit alleen
alleen
om de andere kant van de wereld te zien

empyros
kan ik ook
alleen
even gaan kijken

en dan kom ik weer terug

23.10.13

Romantiek

            Sinds het Rijksmuseum opnieuw geopend is na de verbouwing had ik het nog niet eerder bezocht. Ondanks de regen staat er een lange rij die buiten langs de twee kanten van de weg die onder het Rijksmuseum zelf doorgaat. Dat ziet er veelbelovend uit. De grote hal krioelt van de mensen, ook bij de garderobe staat een lange rij. Maar dat viel natuurlijk te verwachten, mensen willen niet met hun natte jas door de zalen lopen, langs elkaar schuivend om het volgende schilderij te bekijken.
We gaan naar binnen en verzamelen ergens in een kleine ruimte, drie trappen op naar links en dan door een opening naar rechts, nog een klein trapje op door de menigte heen voor de Nachtwacht, via een andere zaal en nog één weer het trappenhuis in - het is een doolhof! Ondanks de plattegrond duurde het dan ook even voor we zaal 1.1 hadden gevonden. De eerste paar zalen waren echter niet heel interessant: weinig schilderkunst, veel antieke meubelen met veel goud en krullen. Hier een daar staat een groep mensen met een gids te luisteren naar een verhaal, terwijl anderen met oortjes in of koptelefoons op geërgerd op hun tenen gaan staan om over de hoofden heen te kijken naar een object. Ik ben zelf niet lang dus veel objecten in die eerste paar zalen heb ik gemist. Maar dan komen we bij de eerste schilderijen uit de Romantiek. Het is hier nog drukker en de ruimtes zijn vaak smal met onhandige kronkels erin. Daardoor besluit ik als eerste op zoek te gaan naar De Slag van Waterloo van Pieneman.                 Het is een enorm schilderij en toch zag ik het bijna over het hoofd! De zaal waar het hangt is niet erg groot, veel afstand nemen kan eigenlijk niet zonder met je rug de schilderijen aan de andere kant van de muur te stoten. De belichting maakte het echter onmogelijk om het schilderij van dichterbij in één keer te kunnen overzien. Ik heb er een beetje omheen gelopen en zo een nogal chaotische indruk gekregen van het schilderij. In eerste instantie vond ik het lastig te zeggen waarom dit schilderij onder de Romantiek valt. Duidelijk is het onderwerp de mens zelf, de strijd tussen mensen en niet per sé onze vergankelijkheid of de overheersende natuur. Er liggen gesneuvelde soldaten op de voorgrond maar de hoofdpersonen van het schilderij – de twee ruiters rechts/midden en de man linksonder op het draagbed – zien er, vind ik, behoorlijk kalm uit. Gewend van de Romantiek zijn we dramatische landschappen met bergen en oude, ontwortelde bomen, met een klein mensje erin. Deze veldslag gaat enkel over mensen, de lucht die gevuld is met rook van alle afgeschoten kanonnen en branden die ontstaan zijn is ook door toedoen van de mens. Maar in zijn geheel geeft het schilderij toch een dramatische indruk, een overweldigende strijd waar je als individu verder weinig aan kan doen, dan tot het bittere eind door te vechten. Ook het kleurgebruik vind ik iets typisch romantisch: een warme oranje-rode gloed van een laagstaande zon die haar licht op de belangrijkste personages laat vallen maar de gesneuvelde soldaten op de voorgrond in de schaduw laat liggen. Ook het uitzicht over de rest van de strijd achter de hoofdfiguren blijft meer in het donker waardoor een dramatisch contrast ontstaat.                 Ik laat Pieneman even voor wat het is en geef de ruimte aan iemand anders om het schilderij beter te kunnen bekijken. Het woeste schilderij van Wijnand Nuyen (Schipbreuk op een Rotsachtige Kust) is een stuk kleiner maar desalniettemin indrukwekkend, hoewel weer niet erg goed verlicht waardoor het licht een glans op het doek werpt en het gedeeltelijk verbergt. Maar dit is hoe ik me een Romantisch schilderij voorstel: heftig natuurgeweld met daarin de nietige mens. Een enorme lucht vol wolken, zwart en goud geel, want ook de zon breekt nog door. Daaronder links woeste bergen en rechts een woeste zee. Ook hier verlicht de zon maar een gedeelte van het tafereel, wat ook weer voor een dramatisch contrast zorgt. De mensen in het schilderij zijn duidelijk aangedaan door het natuurgeweld en proberen van hun gezonken schip nog te redden wat er te redden valt. De vergankelijkheid van de mens valt hier niet te ontkennen, wij zijn sterfelijke wezens neergezet in een wereld die misschien wel te hard voor ons is. Maar o zo mooi! Als toeschouwer van dit tafereel heb je (of ik in ieder geval) meer oog voor de golven in de zee en de druppeltjes van het opspattende water die overal in de lucht lijken te zweven en een gouden gloed versprijden.                 Toen ik voor het schilderij van Goya stond (nadat ik er wel tien keer aan voorbij was gelopen, het hangt in een raar hoekje in een soort tussenruimte) en ik het portret van Don Ramón Satué aankeek (want hij kijkt je echt aan) vond ik het fascinerend om te zien hoe het verschilt van Nuyen’s schilderij en toch er zó bij te lijkt passen. Satué kijkt je aan met een half opgetrokken wenkbrauw alsof hij de wereld al gezien heeft, zijn haar zit in de war, zijn blouse is van boven opengeknoopt. Als je langer naar zijn ogen kijkt lijkt het ineens of hij je helemaal niet aankijkt, maar dwars door je heen staart. Naar een oneindig punt achter je. Hij lijkt niet erg onder de indruk van de situatie en is met zijn gedachten bij andere zaken. Iets dromerigs heeft hij wel, maar dan op een serieuze manier.                 Wat deze drie schilderijen met elkaar gemeen hebben is dat ze op een eigen manier hun verhaal overbrengen. Je hoeft eigenlijk niets over de context van het schilderij te weten, historisch gezien, om mee te krijgen wat er gaande is of wat er belangrijk is. De Slag van Waterloo van Pieneman is dan wel een historische gebeurtenis, toch hoef je dat niet te weten om te zien dat dit een grootse veldslag was die veel indruk maakte en duidelijk van belang was. Terudkoppelend naar de tekst die ik behandeld heb in mijn presentatie (samen met Gerrit-Jan), over autonomie in de beeldende kunst van Rudi Laermans, snap ik waarom Laermans de Romantiek ziet als de eerste stroming waarin autonomie een rol gaat spelen. De schilderkunst wordt losgekoppeld van een extern doel, zoals (het ondersteunen van) religie of politiek, maar gaat een verhaal op zich vertellen. De man op het schilderij van Goya, Don Ramón Satué, straalt autonomie, zelfstandigheid uit. Hij staat daar met zekerheid, hij weet wie hij is, en hij weet nog veel beter dat hij er niet voor altijd zal zijn. 


EINDOPDRACHT KUNSTGESCHIEDENIS P5

15.3.13

13.3.13

3.2.13

In a dream


17.1.13

Doodsbleek


Wit is geen kleur, technisch gezien. Of natuurkundig gezien. Toch wordt
er in iedere definitie van "wit" gebruik gemaakt van het woord. Zonder
dat woord kan het blijkbaar toch niet worden uitgelegd. "Wit is de
lichste kleur, die in principe geen kleur is".
Het is toch op zijn minst opmerkelijk, dat wit, een lichtbundel die het
hele kleurenspectrum bevat, geen kleur wordt genoemd omdat het een combi-
natie is van (alle) kleuren. Dan is het toch juist de ultieme kleur, de
kleur der kleuren?

wit            blanco, blank, bleek, onbeschreven, oningevuld, open doelwit.
               reinheid, maagdelijkheid, onschuld, verlichting, zuiverheid, waarheid.
               overgave, lafheid, dood, doodsbleek, koelheid, leegte, einde.

Overgave aan de dood, einde.
Begin, zuiver blanco open.

21.12.12

Beoordelingen, periode 2

Ze zitten erop, de beoordelingen van de tweede periode. Hier zijn de resultaten:

3D: 8


 

2D: 8










4D: 8



Beeld en Concept: 6











Ik ben er in elk geval even helemaal klaar mee. Vakantie!!!

25.1.12

In blue

Afgelopen maand was het ergens Blue Monday, ik weet niet meer precies welke datum, de 9e of de 16e geloof ik. De meest deprimerende dag van het jaar, omdat: alle feestdagen over zijn, mensen op dat moment beseffen dat ze hun goede voornemens écht niet gaan nakomen (en dat al na nog geen 2 weken hè!) en gewoon omdat het weer nog steeds kut is. De dagen worden gelukkig wel weer lichter, maar dat betekent ook dat we een paar uur langer tegen die massieve grijze lucht aan zullen kijken.
Op dit moment zit ik op de 4e etage in Bussum, in het appartement van Opa en Oma Koko, die op vakantie zijn naar de Canarische Eilanden. De lucht is inderdaad een grote massieve, grijze massa. Het gemeentehuis waar ik ook vol uitzicht op heb is tevens ook een grote grijze massa. Google maar eens "Gemeentehuis Bussum", en je begrijpt dat het inderdaad nogal een grauwe mix van verschillende tinten grijs is, als ik hier naar buiten kijk. Maar dat geeft helemaal niet, dit appartement is juist zeer kleurrijk en groot. Maar vooral voor anderhalve week een plekje voor mij (en Jurre) alleen. Dat is fijn!
Jammer genoeg hebben we allebei, ondanks dat Jurre nog gewoon vakantie heeft, bergen huiswerk. Ik moet vijftig tekeningen maken, en ik ben pas bij achtentwintig. Vandaag moet het af. Not.
Om dit blauwe berichtje nog wat grappiger te maken roep ik de hulp van Facebook en YouTube in en zend u deze link:

http://www.youtube.com/watch?v=oei2lB9MBo0&sns=fb

28.5.11

In Huizen kan alles

Zoals inmiddels algemeen bekend is, moet ik volgende week terug verhuizen naar mijn ouderlijk thuis. Dit omdat het heerlijke appartement in Amsterdam aan andere mensen verhuurd gaat worden, voor veel meer geld, en omdat ik deze zomer toch heel veel hier in Eemnes werk. Vanaf het moment dat ik gisteravond hier binnenstapte voelde ik me al weer helemaal thuis. Om te beginnen was de koekoek terug, waar niemand blij mee is. Hij zit ergens in de bosjes achter het huis en gaat helemaal los, 24/7. Koekoeks zijn aso's, omdat:

1. ze te lui zijn hun eigen eieren uit te broeden;
2. ze hun ei(eren) in een ander nest leggen;
3. zodra dat ei uitkomt het kuiken zijn stiefzusjes en broertjes het nest uit dondert;
4. en ze maken een kutgeluid.

Genoeg over de koekoek. Ik voelde me ook thuis toen we weer rare toeren gingen uithalen met een bed en een trap. Mijn twijfelaar moet op Cato's kamer staan, omdat het tweepersoonsbed dat ik gekocht had voor Amsterdam nu in mijn kamer gaat staan. We wisten al dat het bed niet over te trap naar de eerste verdieping kon, omdat we dat al hadden ondervonden toen het bed ooit in mijn kamer gezet moest worden. Uiteindelijk was het door het raam van papa's werkkamer getakeld. Maargoed, je weet maar nooit over het misschien intussen gekrompen is of de trap naar zolder groter is. Dat was niet zo. Toen hebben we de badkamerdeur eruit getild, uit mijn bed (een boxspring, vandaar zo onflexibel) een plank gesloopt en toen konden we hem een beetje buigen. Het lukte! Hoera! Twee uur werk niet voor niets.
Een douche kon ik wel gebruiken, dus de badkamerdeur werd er weer ingezet en ik douchen. Toen de badkamer weer uit wilde ging dat echter niet zomaar. De deur zat er op de een of andere manier scheef in, en iets blokkeerde het slot. Dat kreeg ik wel open, en ik kon ook de klink naar beneden duwen, toch kreeg niemand de deur open. Na een half uur heeft Moeder Held met een schroevendraaier de deur opengewrikt (en daarmee de deur ook kapot gemaakt) en was ik weer vrij.
Nu Gadamer, Heidegger, Wittgenstein, Derrida, Husserl en Habermas lezen voor het laatste tentamen van dit jaar.
Jippie!

26.3.11

Kronkels

Het is prachtig, heerlijk weer en het is tentamenweek. Als het waar is dat je 300kcal per uur verbrandt met intensief lezen moet ik deze week kilo's zijn afgevallen. In een poging mijn gedachten duidelijk te maken zal ik ze opschrijven in combinatie met de stukken tekst die erbij horen. Of andersom. Uiteraard heb ik de leukste stukjes geselecteerd.

Op het moment lees ik Kierkegaard, De Ziekte tot de Dood.
De mens is geest. Maar wat is geest? Geest is het zelf. Maar wat is het zelf? Het zelf is een verhouding die zich verhoudt tot zichzelf, het is in de verhouding het feit dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt. Het zelf is de verhouding niet, maar het feit dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt.
Goed, tot zover te begrijpen: het zelf is de verhouding die zich tot de verhouding verhoudt. Geloof ik.
In de verhouding tussen twee is de verhouding zelf de derde als negatieve eenheid, en de twee verhouden zich tot de verhouding, en verhouden zich binnen de verhouding tot de verhouding.Zo is onder de bepaling ziel de verhouding tussen ziel en lichaam een verhouding.

Om iets begrijpelijker te maken waarom ik op dit punt even afhaak, afgezien van het late uur, hier een stukje Hegel, uit zijn Fenomenologie van de Geest.
Hiermee gebeurt voor het bewustzijn dat datgene, dat vroeger voor het bewustzijn het
opzichzelf was, niet opzichzelf is, ofwel dat het slechts voor het bewustzijn opzichzelf was. Doordat het bewustzijn dus bij zijn voorwerp zijn weten niet in overeenstemming daarmee vindt, houdt het voorwerp het zelf ook niet vol; ofwel de maatstaf van de toetsing wordt anders, wanneer datgene waarvan hij de maatstaf zou zijn, in de toetsing niet bestaat; en de toetsing is niet alleen een toetsing van het weten, maar ook van de maatstaf der toetsing.
Naar mijn gevoel wurmt Hegel zich hier in een hele nare kronkel. Om toch antwoord op de vraag van mijn tentamen te kunnen geven (want ja, helaas, die had betrekking op o.a. dit stuk tekst) heb ik de tekst als het ware geherformuleerd. Nu maar hopen dat ik dat op een goede manier heb gedaan.

Heel fijn was het om Adorno (Lectures on Negative Dialectics) te combineren met Hegel in het tentamen, bedankt daarvoor, tentamenschrijvers. Het stuk wat ook al, helaas, essentieel was voor mijn antwoord op de vraag was het volgende.
Now you may well say, this discrepancy is not necessarily a contradiction. But I believe that it offers us a first insight into the necessity of dialectal thinking. Any such predicative judgement that A is B, that A = B, contains a highly emphatic claim. It is implied, firstly, that A and B are truly identical. Their non-identity not only does not become manifest; if it does manifest itself, then according to the traditional rules of logic, predicative logic, that identity is disputed. Or else we say: the proposition A = B is self-contradictory because our experience and our perception tell us that A is not B. Thus because the forms of our logic practise this coercion on identity, whatever resists this coercion necessarily assumes the character of a contradiction.
Wat ik heb gedaan om dit op te lossen was het bovenste citaat als citaat in mijn tentamen te plakken en er op een interessante manier bij vertellen dat daar het antwoord ergens in te vinden moet zijn.

Nu heb ik er al een paar uur opzitten en ben ik een beetje doodgegaan vanbinnen, natuurlijk is het allemal reteinteressant en leer ik superveel. Ook al begrijp ik nog steeds niet hoe we volgens Hegel nou wat wel en niet kunnen kennen en helpt de kritiek van Adorno daarop daar ook niet bij, het is toch wel leuk. Ergens. Het liefst wil ik toch nog een poging doen de tekst van Kierkegaard verder te lezen, dus dat ga ik nu doen.
Adieu.