7.7.11

Deel IV

Doodongerust zat ik in de auto, gelukkig reed in niet zelf. Mijn gedachten gingen maar één kant op: naar mijn man, er was iets met hem. Ze belden me op werk, maar ze konden me niet precies vertellen wat er aan de hand was. Alleen dat ik me moest voorbereiden op slecht nieuws, een college moest vragen me naar huis te brengen en dat het met hem te maken had. Hij zou vandaag thuiskomen uit het buitenland, ik had hem een week niet gezien.
Ik was naar mijn auto gerend, en gelukkig mijn collega met mij. Ze had onmiddelijk door dat er iets niet in orde was en zat eerder achter het stuur dan ik bevatten kon. Maar ik kon op dat moment niet veel bevatten. Onderweg reed ze snel, maar geconcentreerd en ze zei niet veel. Dat vond ik fijn, maar had er verder ook geen aandacht voor. De weg was ellenlang, ik had het gevoel in slowmotion voort te bewegen. Toen we ons huis naderden zag ik alleen maar overal mensen. De buren waren de straat op gekomen, er stond een ambulance, politieauto’s, mensen in pakken met handschoenen en plastic zakjes. De auto minderde vaart en kwam tot stilstand. Ik stapte verdoofd uit en er kwam onmiddelijk een agent op me af. Hij vroeg me of ik was wie ik ben en nam me apart van de scène. Ik stapte als het ware in de coulissen en kreeg een black-out.

6.7.11

Deel III

Het was een koude dag geweest voor deze tijd van het jaar, en ook een lange dag. Mijn jas gooide ik op de bank en mijn tas ergens in de buurt van de eettafel. Ik liep gelijk door naar het koffiezetapparaat. Terwijl het ding stond op te warmen en daarbij het gebruikelijke lawaai produceerde veegde ik wat kruimels van het aanrecht in mijn hand. Daarna waste ik mijn hander onder de kraan. Ondanks de herrie van het lopende water het het rammelende koffiezetapparaat hoorde ik de knal duidelijk. Het was heel dichtbij, en ik keek verschrokken op. Erg ongerust was ik niet, je hoorde immers wel vaker knallen buiten, niet alleen met Oud en Nieuw. Misschien een uitlaat van een auto, een kind met een oud rotje, iets dat hard viel. Ik droogde mijn handen en pakte het kopje koffie onder het apparaat vandaan. Ik liep terug naar de woonkamer om mijn jas op te hangen, tot ik iets vreemds zag op straat, recht tegenover mijn huis. Een kat schoot onder een geparkeerde auto vandaan, weg van een groot, donker silhouet dat op straat lag. De jas die de man aanhad herkende ik als die van mijn overbuurman. De man zelf kende ik veel minder goed, ik had hem ooit een keer gesproken.
De schrik sloeg een paar seconden later pas toe, het kopje koffie zette ik op de zachte kussens van de bank neer, dat omviel en een donkere vlek maakte in de bekleding. Ik liep met grote, trillende stappen naar de telefoon en draaide onmiddelijk het alarmnummer. Niet veel later klonken sirenes in de straat, ik wist niet zeker of ik naar buiten moest komen of niet.

5.7.11

Deel II

Een diepe zucht ontsnapte uit mijn keel. Ik zat op mijn knieen op de bank en leunde met mijn ellebogen op de vensterbank. Buiten scheen de zon, maar ik mocht niet naar buiten tot mama terug zou komen. En dan blijft ze superlang weg, echt zo oneerlijk. Dus staarde ik uit het raam, geen zin om mijn huiswerk uit mijn tas te pakken. Het was lekker warm in de zon achter het glas en mijn ogen werden loom. Uit het niets was daar een knal. Het klonk als zo’n schot van televisie, alleen was dit niet zo hard. Er vloog in de verte een vogel de lucht in, duidelijk ook geschrokken. Verder bleef het stil.
Ik zat rechtop en steunde nu op mijn handen. Mijn voeten stonden op de bank en ik vergat dat ik nog schoenen aan had. De knal had me verschrikkelijk nieuwsgierig gemaakt maar er was niets te zien op straat. Een eeuwigheid later hoorde ik sirenes vlakbij. Ze kwamen niet langs mijn huis dus ik wist niet waar ze heen gingen. Toen kwam mijn moeder aanrijden in de auto (eindelijk!) en vlug sprong ik met mijn schoenen van de bank af. Ze stapte uit de auto met volle tassen in haar handen en keek bezorgd in de richting van de buren. Ze praatte tegen de buurvrouw die ik niet kon zien. Waarschijnlijk was zij ook nieuwsgierig geworden van de knal en de sirenes.
Toen mama naar binnen kwam was ze boos om de vlekken op de bank en moest ik voor straf mijn huiswerk maken.

3.7.11

Deel I

Ik keek naar een prooi verderop het veldje. Het trok met zijn puntige bek een sliert uit de grond dat er duidelijk liever niet uitgetrokken werd. De vogel hupte driftig heen en weer toen het plotseling schrok van iets. Een hard geluid waar ik zelf ook van schrok. Chaotisch gefladder toen de vogel vluchte. Zonder verder aan de vogel te denken schoot ik naar een beschutte plek, een lage plek, onder metalige buizen. Het was roerloos op straat, zodat ik mij ook niet durfde te bewegen. Het gevoel dat er iets mis was werd sterk. Ik rook vreemde geuren, kruidige, roestige dingen. De lucht was veranderd in een vreemde mengelmoes van trillingen, kleuren en substantie. Heel langzaam kroop ik onder de auto vandaan. Er lag iets op straat, waar ik van weg wilde. In een sprintje ging ik er vandoor, tot ik mij tussen het groen bevond en gekwetter hoorde van nieuwe vogels.

10.6.11

2357962011

Hallo, ik ben een fictief figuur. Dat weet ik ook, en in het begin was dat raar en moeilijk. Maar nu ben ik eraan gewend. Ik weet dit sinds mijn twaalfde, nu ben ik zestien. Waarschijnlijk begint mijn verhaal pas op dit moment, maar ik heb herinneringen aan mijn eerdere jaren. De jaren die ik heb gelééfd, voor ik mij net voorstelde. Dat maakt het wel ingewikkeld, hè, soms. Dan weet ik ook even niet meer hoe het zit. Want ik wordt geschreven, ik ben niet zoals mijn schrijfster dat is. Zij weet alles van mij, ik maar een klein beetje van haar. Ik heb dus wel herinneringen, maar die bestaan pas als zij ze opschrijft.
Soms wordt het een beetje teveel en dan smeek ik haar te stoppen, maar dan weet ik tegelijkertijd ook dat ik niet zelf smeek, dat zij me doet smeken.
Maar laat ik hier nog even mee wachten. Mijn wereld is nog helemaal niet bekend. Mijn wereld lijkt wel een beetje op de "ware". Ik weet niet echt wat ik me daarbij moet voorstellen, want voor mij is dit waar. De grond, de lucht, de twee zonnen die de planeet verlichten en de bomen die de schaduwen soms lang maken. In de stad rijden de wagens en lopen andere mensen. In de graslanden is het stiller en zijn er vogels.
Er zijn dus andere mensen. Zij zijn ook niet echt, zij zijn zelfs nog platter dan ik. Nog platter dan tekst op een vlak. Wanneer mensen dichter bij mij komen, en ik krijg met ze te maken, pas dan bestaan ze een beetje. Op de manier dat ik besta, niet dat het ware bestaat, natuurlijk.
Eén persoon is erg belangrijk voor me. Daar heb ik het af en toe moeilijk mee. Zoals ieder werkelijk mens heb ik ook de behoefte aan waarheid. Ik wil echtheid, voor zover ik die kan bereiken hier. Ik wil die ene persoon dat ook geven. Maar wil ík dat? In hoeverre ben ik ík? Heb ik iets te willen, als ik geschreven ben? Zij lijkt ervan overtuigd totale controle te hebben, dat laat ze me vaak genoeg merken. Door ineens een contradictie te maken in deze logische werkelijkheid. Dan herinner ik me weer hoe het ook al weer zit, en heeft zij een lolletje. Het gekke is, is dat ik nooit een voorbeeld van zo'n contradictie kan geven, omdat ze mijn logisch verstand tegenspreken.
Maar terug naar die persoon. Ik voel me gelukkig bij diegene, dat weet ik zeker. Maar zijn mijn gevoelens echt genoeg om van míj te zijn? Ben ik echt genoeg om gevoelens te hebben? Hoe autonoom ben ik? Heb ik iets te willen?
Ik denk wel dat ik enige invloed heb op de schrijfster. Als enigszins geloofwaardig figuur heb ik logica nodig uit de werkelijkheid. Anders zou ik onnozel zijn, zou het zinloos zijn dit te schrijven. Het doel van mij als fictief figuur is de autonomie te onderzoeken. Tot waar rijkt zei, en waar heeft de logica de overhand? Of de schrijfster, of wat dan ook.
Dus: ik weet, voor zover ik ik ben, dat ik niet werkelijk besta, zoals de schrijfster en haar wereld bestaan, met een zogenaamde "vrije wil", als die daar bestaat. Ik heb schijnbaar niets te zeggen over mijn kennis, mijn handelingen, mijn gevoelens. Maar om de geloofwaardigheid op te houden, en dit had natuurlijk anders kunnen zijn als dat was gewenst, blijf ik (en mijn wereld) toch binnen bepaalde grenzen. Hé, daar heb ik iets! De schrijfster moet dus binnen grenzen blijven, om mijn geloofwaardigheid hoog te houden. De vrije wil die ik niet bezit, bezit zij dus ook niet volledig. Dit geeft mij troost. Zij geeft mij troost, eigenlijk.
Plotseling wordt alles donker en vergeet ik alles.

28.5.11

In Huizen kan alles

Zoals inmiddels algemeen bekend is, moet ik volgende week terug verhuizen naar mijn ouderlijk thuis. Dit omdat het heerlijke appartement in Amsterdam aan andere mensen verhuurd gaat worden, voor veel meer geld, en omdat ik deze zomer toch heel veel hier in Eemnes werk. Vanaf het moment dat ik gisteravond hier binnenstapte voelde ik me al weer helemaal thuis. Om te beginnen was de koekoek terug, waar niemand blij mee is. Hij zit ergens in de bosjes achter het huis en gaat helemaal los, 24/7. Koekoeks zijn aso's, omdat:

1. ze te lui zijn hun eigen eieren uit te broeden;
2. ze hun ei(eren) in een ander nest leggen;
3. zodra dat ei uitkomt het kuiken zijn stiefzusjes en broertjes het nest uit dondert;
4. en ze maken een kutgeluid.

Genoeg over de koekoek. Ik voelde me ook thuis toen we weer rare toeren gingen uithalen met een bed en een trap. Mijn twijfelaar moet op Cato's kamer staan, omdat het tweepersoonsbed dat ik gekocht had voor Amsterdam nu in mijn kamer gaat staan. We wisten al dat het bed niet over te trap naar de eerste verdieping kon, omdat we dat al hadden ondervonden toen het bed ooit in mijn kamer gezet moest worden. Uiteindelijk was het door het raam van papa's werkkamer getakeld. Maargoed, je weet maar nooit over het misschien intussen gekrompen is of de trap naar zolder groter is. Dat was niet zo. Toen hebben we de badkamerdeur eruit getild, uit mijn bed (een boxspring, vandaar zo onflexibel) een plank gesloopt en toen konden we hem een beetje buigen. Het lukte! Hoera! Twee uur werk niet voor niets.
Een douche kon ik wel gebruiken, dus de badkamerdeur werd er weer ingezet en ik douchen. Toen de badkamer weer uit wilde ging dat echter niet zomaar. De deur zat er op de een of andere manier scheef in, en iets blokkeerde het slot. Dat kreeg ik wel open, en ik kon ook de klink naar beneden duwen, toch kreeg niemand de deur open. Na een half uur heeft Moeder Held met een schroevendraaier de deur opengewrikt (en daarmee de deur ook kapot gemaakt) en was ik weer vrij.
Nu Gadamer, Heidegger, Wittgenstein, Derrida, Husserl en Habermas lezen voor het laatste tentamen van dit jaar.
Jippie!

7.5.11

Gezocht: Pietje P.

Hier volgt een speciaal bericht.
Vanochtend om 11:03 uur heeft Cato voor het laatst haar zwarte telescoopoogvis Pietje Potvis gezien. Rond 13:00 uur die middag is papa Bert er voor het eerst achtergekomen dat Pietje P. niet meer in de kom aanwezig was. Wie heeft Pietje P. tussen 11 uur 's ochtends en 1 uur 's middags vandaag gezien?
Als u meer informatie heeft, graag een reactie plaatsen onderaan dit bericht.

De kenmerken van Pietje P. zijn:
- zwart
- staart
- uitpuilende ogen
- luistert naar de naam Pietje Potvis
Pietje

Mocht u iets zien, graag horen wij hiervan!

Edit 22:47 u.
Pietje P. is terecht. Hij zat klem in een grote gedraaide schelp in de kom. Cato kwam op het idee om in de schelp te kijken toen ze op internet las dat iemand zijn goudvis ook ooit kwijt was, en hem na drie dagen terug vond in een soortgelijke schelp.
We hebben Pietje eruit weten te schudden en hij verkeert in goede staat.

28.4.11

Teeth of wisdom

Gistermiddag zijn mijn laatste twee verstandskiezen getrokken. Dat daarmee ook werkelijk een deel van je verstand verloren gaat is volgens mij wel een beetje waar, dat bewijst mijn verhaal van vandaag. De assistente van de kaakchirurg had mij al gewaarschuwd niet in de volle zon te gaan zitten met mijn hoofd en nek, want dan worden de wonden toch iets te warm en kan het gaan broeien en zwellen. Ik ben wel heel braaf uit de zon gebleven, maar 's nachts in bed en 's ochtends met de zon vol op je raam wordt het alsnog warm natuurlijk. Ik werd dus ook wakker met een enrome rechterhelft van mijn hoofd. O nee! En ik moest om 12 uur al in Hilversum zijn. Snel check ik de vriezer op ijsklontjes, maar de penisvormige ijsklontjesmaker, die van Lizette is overigens, was niet gevuld. Wel lag er een flesje water in dat nog niet helemaal bevroren was. Prima, handdoekje erom en koelen maar.
Tegen de tijd dat ik echt weg moest zag mijn gezicht er nog steeds uit alsof ik een tennisbal in mijn mond had, dus nam ik het nog koele flesje mee. Toen ik klaar was met mijn afspraak in Hilversum moest ik nog wat tijd doden tot mijn rijles begon. Shoppen is altijd een goede tijddoder, dus niet veel later stond ik in een pashokje in bikini. Ik had nog een pijnstiller bij me (Naproxen) en die besloot ik in te nemen met een slokje water. Ik stopte de pil in mijn mond, draaide het flesje open, rook te laat de vreemde geur en nam een flinke slok wodka. Gatvergatvergatver! Uitspugen was geen optie, ik stond immers in zo'n pashokje van de H&M waar de deur een halve meter boven de grond ophoudt. Bovendien lagen mijn jas en tas al op de grond. Doorslikken dus! Daarbij komt nog dat Naproxen uitdrukkelijk niet gecombineerd mag worden met alcohol, in verband met maagklachten.
Hoe had ik dit kunnen voorkomen:
1. Ik had me kunnen bedenken dat de meeste flesjes water in een vriezer toch echt wel bevriezen.
2. Goed, het flesje had er natuurlijk pas net in kunnen liggen. Maar ík had hem er niet ingelegd en Lizette was al een paar dagen niet meer thuis geweest.
3. Ik had van te voren kunnen checken of het wel water was.
4. Ik had een reden kunnen bedenken waarom iemand een flesje water in de koelkast zou leggen, en daaruit tot punt 3. kunnen redeneren.
5. Ik had de pijnstiller thuis al kunnen slikken.
6. Ik kon ook best de pijnstiller helemaal niet slikken, want pijn doet mijn mond niet echt.

Laat dit een les zijn voor iedereen die ooit een flesje doorzichtige vloeistof in de koelkast/vriezer ziet liggen, en voor iedereen wiens verstand er uitgetrokken gaat worden.

13.4.11

In de trein

in de trein naar Hilversum

Het schijnt dat mensen - wij dus - het geheugen pas vanaf ons vierde jaar ontwikkelen. Of in elk geval hebben we pas echt herinneringen vanaf vier jaar oud. Ik vind dat gek: als we vier zijn kunnen we al een heleboel. We kunnen lopen, praten, we weten al hoe een aantal dingen werkt. Je zou zeggen dat we dat geleerd hebben. Volgens Socrates is leren niets anders dan herinneren. De kennis hebben we al - die heeft onze ziel al opgedaan in een vorig leven. Het moet alleen weer naar boven worden gebracht. Dus blijkbaar hebben we heus wel herinneringen vóór ons vierde levensjaar, anders zouden we telkens opnieuw moeten leren lopen. Maar hoe we al die dingen geleerd hebben vergeten we blijkbaar weer.
Best jammer. Het lijkt me fascinerend om in mijn eigen hoofd te kunnen kruipen toen ik mijn eerste stapjes zette. Een paar hele vage herinneringen van voordat ik vier jaar werd heb ik wel. Ik kan me nog een heel klein beetje het oude huis in Amsterdam voor de geest halen. Er waren 's avonds vaak twee spoken op het balkon waar ik bang voor was. Maar ik wil me nog vroegere dingen kunnen herinneren. Hoe was het in de buik van mijn moeder bijvoorbeeld? Ik kon niet niets zien, wel horen. Althans: de muziek van de Red Hot Chili Peppers die mijn moeder altijd draaide toen ze zwanger was van mij is ook altijd vertrouwd geweest. Had ik toen al enig besef? Ik kan me dat haast niet voorstellen. Geen besef van mezelf, geen besef van andere mensen. Daar houdt je je sowieso pas op latere leeftijd mee bezig. Toen ik al iets ouder was dan een baby maar nog steeds kind, zag ik "de mensheid" als één groot geheel dat slecht en zelfzuchtig was. De meeste mensen die ik persoonlijk kende behoorden daar niet toe, overigens. Voor mij was de mens slecht, aangezien de dieren en de natuur alles voor mij waren en de mens maakte dat onnodig kapot. Dus protesteerde ik tegen het snoeien van de groenstrook achter het huis en redde ik wespen uit het zwembad.
Later, in het begin van de puberteit, krijgen "andere mensen" weer een andere betekenins. Ze zijn een groep waar je bij moet horen en die tegelijkertijd je spiegel is. Ineens ben je geen dierenvriend en held van je eigen fantasievolle leven meer, amar een onzeker en kwetsbaar persoon. Of zelfs een nutteloze mislukkeling. Toch wil je je koste wat het kost onderscheiden en ook afscheiden. Zelf iemand worden onder al die anderen is belangrijk, en dat lukt maar niet. Wanneer komt de rust, je plek? In het vroeg-volwassen leven is dat allemaal ook niet zomaar. Hoewel het onderscheiden van en voor anderen niet meer het belangrijkste is. Je doet dat wat je doet steeds meer voor jezelf, in jezelf.
Ik wil natuurlijk niet zeggen dat dit voor iedereen precies zo geldt. Iedereen zal dit anders door- en meemaken. Maar dat is vanzelfsprekend, anders zouden wij geen individuen onder nog veel meer individuen zijn.

27.3.11

De l'eau

wa'ter, o. (-s, -en), 1. de meest algemene, over de gehele aarde verbreide vloeistof die, als zij zuiver is, geen kleur, reuk of smaak heeft en welker moleculen uit 2 atomen waterstof en 1 atoom zuurstof bestaan (H2O) fris, helder, klaar water; water uit de bron, de pomp, de zee; een emmer, een glas, een druppel water; water om te drinken, te koken, te wassen; zuiver, gedestilleerd water; - hard water

Dit is de definitie die onze Dikke van Dale geeft van water. Ik vind dit al prachtig, maar heb er zelf nog zo veel meer definities en associaties bij. Ten eerste kan je er op drijven of varen, je kan er in verdrinken of verslikken. Water zal altijd zijn weg naar beneden vinden. En als het ergens vastloopt verzamelt en vestigt het zich. De kringloop van het water beïnvloedt alles, het water komt werkelijk overal: in de lucht, onder de grond, in bomen en andere levende dingen. Water is oersterk, kijk maar naar de kusten. Een druppel water kan al schade aanrichten, zowel fysiek als psychisch.

Wat is er nou fantastischer dan de zee. Een enorme massa water, oneindig, verder dan wij kunnen zien, veel verder. En wat een leven! Zelfs op plekken waar geen zon bestaat, want zo dik is water. Het is zo dik en zo zwaar dat mensen niet heel diep in het water kunnen zonder een speciale bescherming. Het is zo dik en zo zwaar dat mensen op een gegeven moment helemaal niet meer dieper kunnen, ook niet met bescherming. Dan verpletterd het water alles, behalve de wezens die daar leven. Hoe kan dat, als mensen voor het grootste deel zelf uit water bestaan?

Water is onze maatstaf. De liter, die precies een kilo weegt als het van water is. De graden Celcius, waar het water bevroren is onder het nulpunt en kookt boven het honderdpunt.
Water komt uit onze kranen en douches. Het komt ook uit de lucht, en uit de grond. Het zit ín de lucht. Gelukkig worden we daar niet de hele tijd drijfnat van. Maar toch gek, dat wij de zuurstof uit de lucht kunnen halen, maar niet uit het water. Dat zou ik wel willen, onderwater kunnen ademen en er zo lang blijven als ik wil. Maar het verstikkende is ook weer zo kenmerkend aan water. Ik heb jaren in en onder het water geleefd, maar heb nooit echt geleerd hoe je er moet ademen.

26.3.11

Kronkels

Het is prachtig, heerlijk weer en het is tentamenweek. Als het waar is dat je 300kcal per uur verbrandt met intensief lezen moet ik deze week kilo's zijn afgevallen. In een poging mijn gedachten duidelijk te maken zal ik ze opschrijven in combinatie met de stukken tekst die erbij horen. Of andersom. Uiteraard heb ik de leukste stukjes geselecteerd.

Op het moment lees ik Kierkegaard, De Ziekte tot de Dood.
De mens is geest. Maar wat is geest? Geest is het zelf. Maar wat is het zelf? Het zelf is een verhouding die zich verhoudt tot zichzelf, het is in de verhouding het feit dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt. Het zelf is de verhouding niet, maar het feit dat de verhouding zich tot zichzelf verhoudt.
Goed, tot zover te begrijpen: het zelf is de verhouding die zich tot de verhouding verhoudt. Geloof ik.
In de verhouding tussen twee is de verhouding zelf de derde als negatieve eenheid, en de twee verhouden zich tot de verhouding, en verhouden zich binnen de verhouding tot de verhouding.Zo is onder de bepaling ziel de verhouding tussen ziel en lichaam een verhouding.

Om iets begrijpelijker te maken waarom ik op dit punt even afhaak, afgezien van het late uur, hier een stukje Hegel, uit zijn Fenomenologie van de Geest.
Hiermee gebeurt voor het bewustzijn dat datgene, dat vroeger voor het bewustzijn het
opzichzelf was, niet opzichzelf is, ofwel dat het slechts voor het bewustzijn opzichzelf was. Doordat het bewustzijn dus bij zijn voorwerp zijn weten niet in overeenstemming daarmee vindt, houdt het voorwerp het zelf ook niet vol; ofwel de maatstaf van de toetsing wordt anders, wanneer datgene waarvan hij de maatstaf zou zijn, in de toetsing niet bestaat; en de toetsing is niet alleen een toetsing van het weten, maar ook van de maatstaf der toetsing.
Naar mijn gevoel wurmt Hegel zich hier in een hele nare kronkel. Om toch antwoord op de vraag van mijn tentamen te kunnen geven (want ja, helaas, die had betrekking op o.a. dit stuk tekst) heb ik de tekst als het ware geherformuleerd. Nu maar hopen dat ik dat op een goede manier heb gedaan.

Heel fijn was het om Adorno (Lectures on Negative Dialectics) te combineren met Hegel in het tentamen, bedankt daarvoor, tentamenschrijvers. Het stuk wat ook al, helaas, essentieel was voor mijn antwoord op de vraag was het volgende.
Now you may well say, this discrepancy is not necessarily a contradiction. But I believe that it offers us a first insight into the necessity of dialectal thinking. Any such predicative judgement that A is B, that A = B, contains a highly emphatic claim. It is implied, firstly, that A and B are truly identical. Their non-identity not only does not become manifest; if it does manifest itself, then according to the traditional rules of logic, predicative logic, that identity is disputed. Or else we say: the proposition A = B is self-contradictory because our experience and our perception tell us that A is not B. Thus because the forms of our logic practise this coercion on identity, whatever resists this coercion necessarily assumes the character of a contradiction.
Wat ik heb gedaan om dit op te lossen was het bovenste citaat als citaat in mijn tentamen te plakken en er op een interessante manier bij vertellen dat daar het antwoord ergens in te vinden moet zijn.

Nu heb ik er al een paar uur opzitten en ben ik een beetje doodgegaan vanbinnen, natuurlijk is het allemal reteinteressant en leer ik superveel. Ook al begrijp ik nog steeds niet hoe we volgens Hegel nou wat wel en niet kunnen kennen en helpt de kritiek van Adorno daarop daar ook niet bij, het is toch wel leuk. Ergens. Het liefst wil ik toch nog een poging doen de tekst van Kierkegaard verder te lezen, dus dat ga ik nu doen.
Adieu.

11.3.11

Het jubileum en de neus

Het is alweer een tijdje geleden sinds mijn laatste bericht. Maar dan heb ik ook eindelijk wat te vertellen! Om te beginnen was het een paar dagen geleden de zevende dag van maart, en precies een jaar geleden dat Jurre en ik officieel "verkirring" kregen. We hadden al eerder bedacht dat we dat wel wilden vieren met iets bijzonders. We kwamen zo op het idee om twee hangers te laten maken in de vorm van een apostrof, zoals ". De betekenis (die ik waarschijnlijk al aan iedereen heb uitgelegd die dit leest) komt van de aanhalingstekens die je voor het gemak opschrijft wanneer je voor de tweede keer een zin opschrijft. Zoals, en dan gebruik ik het typische Jurre-voorbeeld:

Je moeder is een vrouw.
" man.

En omdat wij graag hetzelfde tegen elkaar willen zeggen in sms'jes gebruiken we dit vaak. Vandaar het idee om er een sieraad van te laten maken. Dus wij naar Lyppens in Amsterdam met een ontwerpje. Supergoeie juwelier, maar ook behoorlijk duur. Als we echt een soort druppel ervan wilden maken zou het gegoten moeten worden en zo'n tweehonderdachtien euro per hanger kwijt zijn. Vonden wij net iets te veel.

Hangers1

Gewoon gezaagd en geslepen uit een zilveren plaat zou ongeveer honderd euro goedkoper zijn. Dat hadden we er wel voor over, maar we gingen toch nog even langs in Laren bij van Sprang. Daar waren ze zo'n vijfendertig euro per hanger. Vonden wij de moeite wel waard. Plus dat we ze dan een week later al konden ophalen, nog vóór ons jubileum. Dus vier maart, de vrijdag voor maandag de zevende hadden wij onze prachtstukjes. (klik op de foto voor een pop-up) Gelukkig zijn ze precies geworden zoals we ons hadden voorgesteld.

Zeven maart zelf zijn we uit eten gegaan in restaurant Open, op vijf minuten lopen afstand vanaf mijn huis in Amsterdam. Best sjiek, gebouwd in een oude spoorbrug boven het water. We hadden een deal voor €38,- van Groupon voor een drie-gangenmenu voor twee personen (i.p.v. €79,-). Heerlijk gegeten, lekker lang getafeld en genoten van het sjiekheidsgehalte. Jammer dat het normaal gesproken een beetje te duur is, anders zou ik het echt vaker doen!

Ook ga ik ons tweede jaar in met meer ruimte in mijn hoofd. Nee, dit is niet cryptisch bedoeld, ik heb gisteren een neusschelpverkleining gehad. Omdat ik bijna permanent last heb van een verstopte neus, allergisch ben voor stof en mijn neusslijmvliezen in de holtes van mijn hoofd gigantisch waren, kon ik deze laten verkleinen door middel van een operatietje. Dat is gisteren gedaan in het ziekenhuis van Hilversum. Om acht uur 's ochtends moest ik me melden op afdeling D2 Kort Verblijf. Ik kreeg bed zes toegewezen in kamer 211 die ik deelde met vijf andere bedden waarvan vier leeg waren. Om half negen werd ik al geroepen het coole blauwe ziekenhuis open rug ding kledingstuk aan te doen omdat er een OK klaar was. Ik werd weggereden in dat bed, wat al raar was op zich, en kwam in een kamer terecht waar ik eerst een infuus en een badmuts kreeg. Daarna de OK in, waar ik op een heel smal bedje moest liggen en vrijwel meteen een slaapmiddel toegediend kreeg. Binnen een paar seconden was ik weg, wat achteraf heel raar was, omdat ik geen laatste herinnering heb aan die kamer. Mijn geheugen lijkt gewoon te stoppen, maar ik weet niet precies waar. In elk geval, gelukkig werd ik weer wakker na ongeveer twintig minuten op de uitslaapzaal te hebben gelegen. De wereld was heel leuk op dat moment, en ik stond op het punt om te vragen of ik nog een keer onder narcose mocht. Iedereen was zo aardig! Maar toen vroeg de dokter eerst iets aan me, en dat was of ik me goed voelde. Ja hoor, ik vond het allemaal wel grappig. Alleen kon ik niet slikken. Even later, toen de wereld al een stuk minder grappig meer was, werd me verteld dat het verdovingsmiddel voor mijn neus cocaïne was en dat er waarschijnlijk een beetje in mijn keel terecht was gekomen waardoor die verdooft was.

Ziekenhuis infuus

De eerste keer high duurde voor mij dus maar tien minuten maar was wel leuk. Daarna was minder leuk, na ongeveer een uur op de zaal te hebben gelegen (en twee belletjes naar de afdeling omdat ze me vergeten waren op te halen) mocht ik terug. Mijn keel voelde ik weer. Hij was ruw van het beademingsbuisje (ik wist helemaal niet dat ik geïntubeerd ging worden) en van het ademen door mijn mond. Om de slijmvliezen te verkleinen zijn ze met een of ander instrument door mijn neus gegaan en hebben ze de zooi weggebrand. Dat geeft nogal een troep dus moest ik 24 uur enorme tampons in mijn neus hebben waardoor ik alleen door m'n mond kon ademen. En dat is kut!

Ziekenhuis5
Terug op de slaapzaal lukte het niet echt te slapen, want telkens als ik wegdommelde verslapte mijn tong en blokkeerde mijn keel waardoor ik weer wakker werd omdat er geen lucht doorheen kwam. Retevervelend.
Om drie uur (pas) begon het eerste bezoekuur, en mijn lief zorgde er natuurlijk voor dat hij geen seconde later was. Dus had ik heerlijke bonbons (die ik vandaag heb opgegeten omdat ik ze niet kon proeven) en een hele lieve kaart die mijn ziekenhuisnachtkastje compleet maakten. Het tweede bezoekuur, om half zeven werd gebruikt door ouders + zusje, wat ook heel fijn was. Wat kijk je als patiënt uit naar je bezoekers! De rest van de avond heb ik een beetjes suffend doorgebracht. Ik kreeg om de paar uur wel wat paracetamollen naar binnen gegoten maar verder werd er niet veel gecontroleerd. Het avondeten, om vijf uur al, bestond uit brood. En ik was al nuchter vanaf middernacht! Anyway, slapen lukte de hele nacht niet (om dezelfde reden waarom het overdag niet lukte). Om kwart over zeven 's ochtends, een eeuwigheid later, kwam er ontbijt en om half acht werd ik in ee rolstoel naar de KNO poli gereden in een rolstoel om die tampons uit mijn neus te halen. De arts-assistente van de operatie zette me in een andere stoel en heeft ze eruit getrokken. Toen zag ik pas dat ze langer waren dan mijn middelvingers (en even dik)! Ze maakte mijn gezicht een beetje schoon en het volgende wat ik weet is dat ik weer bijkwam. De assistende zei tegen de verpleegster van D2 dat ik "even was flauwgevallen, maar nu weer bijkwam". Huh? Oh vandaar dat alles zwart was. Het duurde nog een kwartier voor ik alles weer kon zien en de misselijkheid weg was. Het blijft een beetje vaag waarom dat nou gebeurde maar het schijnt vaker te gebeuren. De laatste keer dat ik flauwviel was in groep acht, maar ik kan me niet herinneren dat het zó naar was! Gelukkig was mij neus prima, nog ietwat dik, maar hij bloedde niet meer.
Nu ben ik gelukkig weer thuis en voel me wel okay, alleen nogal moe. Dus ik ga nu snel slapen.

10.2.11

Two Beating Hearts

Ik ben twee teksten van Hegel aan het printen. Er is eindelijk weer nieuw printpapier, het vorige semester was ik gedwongen om de helft van mijn teksten op de blanco zijde van oude logicaoefeningen en Aristoteles' Anima te printen voor het tentamen ethiek. Nu heb ik weer mooie witte velletjes die aan beide kanten bedrukbaar zijn. Is dat eigenlijk wel een woord?
Hoe dan ook, de printer heeft inmiddels zijn werk gedaan en de twee negen-pagina's-lange teksten met microscopisch kleine lettertjes in raar oud Engels (waar de "s" vaak wordt vervangen voor een "f" als in philofophers, of fenfe) liggen op me te wachten. Met een gele markeerstift zal ik ze dapper te lijf gaan, terwijl mijn hoop om er zonder kleerscheuren en met een frisse schedelinhoud weer uit te komen nihil is.
Na mijn herkansing predikatenlogica, waar ik jullie de vorige keer mee heb lastiggevallen en ik uiteindelijk een 7,4 voor heb weten te behalen, is het tweede semester al weer anderhalve week geleden begonnen. Meteen in de eerste week kregen we al weer stapels teksten en opdrachten mee naar huis. Mijn goede voornemen om dit semester meer colleges te volgen heb ik tot nu toe aardig waargemaakt. Alleen het teksten lezen gaat nu dus weer beginnen.. Maar ik zal me ertoe zetten! Gelukkig ben ik van de vroege negen-uur-'s ochtendscolleges af, daarvan is er nog maar één resterend en dat is op de vrijdagochtend. En die is toch niet belangrijk. Dus.

Het avondcollege dat een paar uur geleden is afgelopen was niet heel boeiend. Het was zelfs zo onboeiend dat een jongen schuin voor mij zijn kauwgom uit zijn mond haalde, het uitgebreid rondom het roerstokje van zijn papierenbekercappuccino boetseerde en er vervolgens een vlaggetje van maakte met een ezelskop erop. Ik heb geprobeerd er niet naar te kijken maar dat was lastig. Het meisje dat naast hem zat keek ook gefscineerd toe en zwiepte om de zoveel minuten haar haren over mijn aantekeningen. Met lang haar is dat ook niet zo heel moeilijk hoor, in die smalle banken. Een laptop in de collegezaal kan het scherm alleen in een hoek van negentig graden hebben omdat de rug van de student voor je er tegenaan leunt.
Ik ben maar gaan tekenen in de hoop het verhaal van de docent beter te kunnen volgen. Aantekeningen maken was niet echt nodig, de slide van zijn PowerPoint stond al een kwartier op "Karl Marx (1818 - 1883)". Wat hij nog over hem heeft willen vertellen kwam pas aan bod tijdens de slide van "Auguste Comte (1798 - 1857)" die verder ook leeg bleef. Toen de tijd om was jaste de docent er nog snel een slide doorheen die we alleen nog maar snel konden overpennen voor er opgestaan moest worden om alle medestudenten uit hun bankjes te laten (ik zat aan het uiteinde, wat betekent dat je in de pauze als eerste eruit moet en er als laatste weer in). En nu liggen nog steeds die teksten op mij te wachten.

23.1.11

18.1.11

Het begin van

Het was begin 2011. Op het dak van een flat in Amsterdam hadden tientallen mensen het nieuwe jaar ingeluid met veel drank. De oliebollen die beneden in de schalen lagen hadden een vage biersmaak en waren hard.
Om er tussenuit te gaan was er een paar dagen later een reisje voor twee geboekt naar Praag, met overnachtingen in een hostel. De kamer deelden ze met vijf vreemde jongens, wat toch een beetje naar aanvoelde. De eerste nacht werd er weinig geslapen vanwege de spanning. Maar de daarop volgende drie dagen waren heerlijk en zonder zorgen. De vlucht terug was dat ook nog, daarna begon de stress weer. Na het inleveren van het thuistentamen volgden een paar rustige dagen. De sneeuw was eindelijk weg wat het lopen op straat een stuk makkelijker maakte.
De vorm van je gezicht bepaalt hoe de tranen stromen.
Om het huis in Amsterdam weer te bezoeken was een opluchting, al was het maar om de volle tas kleren te kunnen wassen en in een groot bed te slapen. Alleen is het missende gerammel van een rennend diertje in haar ratje een soort vacuümplek van geluid naast het kastje met dvd's.
Hoewel de thermostaat 22 graden Celcius aangeeft bibber ik en zijn mijn handen ijskoud, maar dat zal wel van het typen komen.
Geert is er niet best aan toe. De vleesetende plant, de enige plant in huis, droogt langzaam uit. En dat terwijl hij zo veel water krijgt. De trompetbekerplant, ook wel Sarracenia, is dan ook lastig in leven te houden.
Op het aanrecht liggen een paar opmerkelijke dingen. Naast de gewone apparaten, een tosti-ijzer, Senseo-apparaat en een paar bananen, staat er een platenspeler op. De stekker hangt naar de grond gericht en de krant van gisteren ligt er op. Die krant is nog niet gelezen. Naast de speler staat een schaal met van alles en nog wat erin.
Muziek gaat door merg en been en hart en ziel.

3.1.11

Nonsens

Wie dit leest
□ verveelt zich
□ heeft goede ogen
□ wens ik een gelukkig nieuwjaar
□ is gek
(kruis aan wat van toepassing is, meerdere keuzes mogelijk)

Zo, dan hebben we dat in elk geval gehad. 2011 is het nu dus. Dus. Ik stond op het dak van de Weesperflat toen het vuurwerk losbrak, al een uur met een fles wijn waar ik niks van moest hebben. Een paar Engelse feestgangers schreeuwden hun longen uit hun lijf elke keer toen er een vuurpijl de lucht in werd geschoten. Het was bomvol, maar wel erg leuk. En nu zit ik weer thuis in Huizen, ook wel het ouderlijk huis. Ik zit hier mijn tentamen te maken, want over een paar dagen ga ik naar Praag en als ik terugkom moet dat zo'n beetje bijna af zijn.
Het was een beetje een raar dagje. Een zondag waarop ik mijn wekker zette zodat ik genoeg tijd zou hebben voor het thuistentamen, moeder aan het werk, vader tosti's aan het bakken en scheldend op de vogels in de tuin, "vuile kutpimpelmees, vieze stinkmerel". Ach ja. Cato rolt d'r bed om een uur of half 2 uit, niet veel later komt moeders terug van het werk. En ik heb alles gadegeslagen vanuit hetzefde hoekje, vanachter een laptopscherm waarop dan weer een filosofische tekst te zien is, dan weer facebook en dan weer de Sims 2. Op dit moment knaagt Herman op een brokje eten ergens in mijn vest, die hij niet had toen ik hem uit haar kooi haalde. Oja, hamsters hebben wangen met zakken. Ze ziet er wel tevreden uit daar tussen de plooien van wol. Er is een voetbalreclame op tv en vanuit de keuken komt een pruttelend geluid. Herman kietelt me door langs mijn zij omhoog te klimmen en ik moet eigenlijk verder aan het tentamen. Dag!